De Stalinperiode

Nederlands > Context > Historisch en politiek > De Stalinperiode

1924

Vladimir Lenin stierf op 21 januari 1924, officieel aan arteriosclerose. Op de ochtend van 22 januari werd zijn lijk voorlopig gebalsemd opdat het meerdere dagen in de Zuilenzaal van het Huis van de Bonden zou kunnen worden opgebaard. Maar Stalin liet meteen zien dat hij meetelde: hij zou aantonen dat de bolsjevieken zelfs de dood konden overwinnen. Het Kremlin maakte bekend dat Lenins lichaam zou worden bewaard in een speciaal mausoleum op het Rode Plein. En tegelijk werd de naam van de hoofdstad van de Romanovs, Sint-Petersburg, omgedoopt in Leningrad.

Eind januari werd er een houten mausoleum opgericht. Achter de gesloten deuren van het mausoleum werd druk gewerkt aan de uitvoering van Stalins plan. De anatoom Vladimir Vorobjov (1876-1937) en de jonge biochemicus Boris Tzbarski (?-1952) balsemden het lijk op zulke wijze dat het langere tijd bewaard kon blijven. Toen Tzbarski vroeg of de gelijkenis niet was aangetast, antwoordde Lenins broer: «Ik kan niets zeggen, ik ben gewoon sprakeloos. Hij ligt daar en ziet er net zo uit als toen ik hem zag nadat hij was gestorven.» En zo gaf Stalin het eerste Congres zonder Lenin een cadeau: Lenin zelf. Later liet hij het houten mausoleum ombouwen tot een indrukwekkend, monumentaal gebouw, bekleed met donkerrood porfier en zwart Labradorgesteente.

1926-1928

In 1927, op het XVde Partijcongres van de Communisten, werden Leon Trotskij (1879-1940), Lev Borisovitsj Kamenev (1883-1936) en Grigori Jevsejevitsj Zinovjev (1883-1936) uit de partij gezet en werd de Nieuwe Economische Politiek beëindigd. Nog in 1927, het jubileumjaar van de Tsjeka, werden in het Donetsbekken tientallen ingenieurs gearresteerd, op verdenking van «sabotage». Op 20 mei 1928 werden zij opgevoerd in Moskou - er werden 53 ingenieurs voorgeleid. Het was een prachtige show: alle beschuldigden kastijdden zichzelf om ter meest. Ze leken te willen wedijveren met de openbare aanklager om wie er de ernstigste beschuldigingen kon verzinnen. De openbare aanklager eiste tegen 23 beschuldigden de doodstraf, maar als dank voor hun «goede medewerking» werden slechts 5 executies uitgevoerd. Stalin gaf het bevel om de arbeiders in elke fabriek te laten zoeken naar saboteurs.

Op 1 oktober 1928 ging het eerste Vijfjarenplan van start. De nadruk lag op industrialisatie en collectivisatie van de landbouw. De sovchozen werden als model gesteld. Een sovchoz was een collectieve boerderij waar alles staatseigendom was. De machines werden gehuurd van verhuurbedrijven en de mensen die er werkten waren in staatsdienst. Het woord Совхоз [sovchoz] was een afkorting van het nieuw ingevoerde begrip Советское хозяйство [sovetskoje chozjaistvo] of sovjet huishouden.

Op andere collectieve boerderijen, de kolchozen, werkten de boeren voor een aandeel in de winst, ze waren niet in dienst van de staat of iemand anders. De kolchozen waren eigendom van groepen samenwerkende boeren, een vast inkomen was niet gegarandeerd. Het woord колхоз [kolchoz] was een afkorting van коллекти́вное хозя́йство [kollektivnoje chozjaistvo] of collectief huishouden.

Deze zelfstandige boeren werden betiteld als koelakken. Stalin ging over tot gedwongen collectivisatie van de landbouw, en tot de «liquidatie van het koelakkendom als klasse». Het begrip koelak bleek heel rekbaar te zijn: miljoenen, vaak arme, boeren werden naar onherbergzame streken van de Sovjetunie gedeporteerd.

1929

Stalin pleitte voor een «collectivisatie zonder limieten». Het land bereidde zich voor op de vijftigste verjaardag van de grote leider in december. Hij koos zijn eigen verjaardag als het moment om de Grote Ommekeer in gang te zetten. Op de rails stonden speciale goederentreinen gereed, voorheen voor veevervoer gebruikt, maar nu wachtend op het transport van mensen. Behalve de koelakken moesten ook de oude Russische dorpen worden vernietigd. De Revolutie had de plattelandsbevolking land geschonken. Nu moesten zij het teruggeven, samen met het vee dat zij ondertussen hadden verzameld. In plaats van «van mij» moesten ze in het vervolg «van ons» leren zeggen. De koelakken, de boeren die het altijd al redelijk goed hadden gehad, wilden daar niets van weten en zouden zich verzetten. Daarom besloot Stalin het probleem op revolutionaire wijze aan te pakken en ze allemaal gewoon te vernietigen. Hij plaatste Vjatsjeslav Michailovitsj Molotov (1890-1986) aan het hoofd van de commissie die daarrop moest toezien en Molotov ging ijverig en bloedig te werk.

In februari werden de koelakken in groepen verdeeld. De zogenaamde contrarevolutionaire activisten zouden in kampen belanden of worden doodgeschoten, en hun familie zou naar de verste uithoeken van het land worden gedeporteerd. Daarna zouden de meest vermogende koelakken worden gedeporteerd naar ver afgelegen en onvruchtbare gebieden. Zij verdwenen naar het hoge noorden, naar de Oeral, naar Kazachstan en naar Siberië. Niemand wist precies wie er tot welke categorie behoorde. De arme plattelanders en keuterboertjes die aan de deportatie ontkwamen werden samengebracht in collectieve staatsboerderijen. De goedverzorgde veestapels van de koelakken en hun vaak goed onderhouden boerderijen werden samen met al hun andere bezittingen en spaargeld overgedragen aan de kolchozen.

Vanaf april 1929 begon het grootste experiment van de 20ste eeuw, dat een eindeloos bloedvergieten zou veroorzaken. Om de «saboteurs» van het regime te ontmaskeren zou Stalin een beroep doen op de geheime politie. Het was het begin van de schijnprocessen. Rechtse activisten werden in het hele land aan de schandpaal genageld, veroordeeld in vergaderingen die plaatsvonden in fabrieken, opleidingsinstituten, kleuterscholen en zelfs op begraafplaatsen. Vanaf het begin was de kerk één van de doelwitten van het bolsjevistische regime. En Stalin sloopte de kerkgebouwen letterlijk, zoals Lenin dat had gewild. Het hoogtepunt van de campagne was de vernietiging van de Kathedraal van Christus de Verlosser, de grootste kerk van Moskou, door duizenden mensen. De kerken die bleven staan werden veranderd in opslagplaatsen. De schoolkinderen kregen de opdracht om iconen mee naar school te nemen en om ze publiekelijk op de brandstapel te gooien. Ze kregen posters van Lenin mee, die de plaats van de iconen moesten innemen.

Terwijl het decennium zijn einde naderde, zwierven hordes vervuilde mensen rond en heerste overal honger. De mensen van het platteland hadden bezit van de steden genomen. De enorme appartementen van de rijken waren communale woningen geworden, waar tien of meer gezinnen leefden. Paus Pius XI riep de gelovigen op om te bidden voor de vervolgde christenen in Rusland. Aan de vooravond van de dag waarop dit gebed wereldwijd zou worden uitgesproken publiceerde Stalin een decreet. Hij gaf de schuld aan kwaadwillende, overijverige partijfunctionarissen die in afwijking van de partijlijn een aantal kerken hadden laten sluiten. En hoewel de priesters en de monniken niet uit hun verbanningsoorden terugkeerden en aan het eind van het jaar nog 80 % van de kerken op het platteland gesloten bleven, reageerde men enthousiast op het feit dat op Stalins bevel enkele kerken werden heropend. Het herschiep met succes een geliefd Russische prototype: de goede tsaar met de slechte ministers.

1930

In de zomer van 1930 was het de beurt aan de intellectuelen om door de geheime politie gearresteerd te worden. In sommige wetenschappelijke vakgebieden viel 85 % van de geleerden ten offer aan de zuivering. De meesten werden gedeporteerd naar Siberische of Aziatische werkkampen of werden verbannen. Sommigen van hen werden gefusilleerd of pleegden zelfmoord wanneer ze door de NKVD werden opgehaald. Velen zijn in de Goelag omgekomen.

Er werd een volgende schijnproces tegen zogenaamde interventionisten opgevoerd. De geviseerden waren leden van de Industriële Partij. Dat waren technische intellectuelen die ervan beschuldigd werden om, met behulp van buitenlandse regeringen, een staatsgreep te willen plegen.

1931-1932

In het begin van de verschrikkelijke jaren dertig maakte de avant-garde dichter Vladimir Vladimirovitsj Majakovski (1893-1930) een einde aan zijn leven door zich een kogel door het hoofd te schieten. De avant-garde had zich een revolutie in de kunst gewenst, maar het nieuwe regime wenste kunst in dienst van de revolutie. Lenin had eerder al de Российская Ассоциация Пролетарских Писателей (RAPP) of Russische Associatie van Proletarische Schrijvers in het leven geroepen waarmee hij voor het eerst de futuristen wou counteren. De RAPP was er openlijk op uit om de kunst onder controle van de staat te brengen. Toen de associatie door Stalin in 1932 per decreet zou worden opgeheven voelden veel schrijvers zich uiteraard opgelucht, maar hetzelfde decreet verbood meteen ook het bestaan van alle andere literaire groeperingen. Tegelijk werd de Союз Советских Писателей [Sojoez Sovjetskich Pisatelej] of de Bond van Sovjet Schrijvers opgericht, onder voorzitterschap van Maksim Gorki (1868-1936). Vanaf 1934-1935 zou het voor niet-leden haast onmogelijk worden om nog iets gepubliceerd te krijgen.

In de beruchte winter van 1931-1932 waren de Oekraïne, het Volgagebied, de Kaukasus en Kazachstan in de greep van de grootste hongersnood die het land ooit had gekend. Miljoenen uitgehongerde mensen trachtten naar de steden te vluchten, maar daar werd alleen brood verstrekt aan de inwoners van de stad die over broodbonnen beschikten. Niemand weet precies hoeveel mensen er door de hongersnood zijn omgekomen. De schattingen variëren van 5 tot 8 miljoen. Stalin bestreed de hongersnood met zijn gebruikelijke wapen: terreur. In augustus 1932 stelde hij de beruchte wet op waarin stond dat «personen die overheidsmiddelen verduisteren moeten worden beschouwd als vijanden van het volk» en stelde hij wrede straffen in voor overtreders van de wet.

Volgende pagina Stalinperiode



Deze pagina delen |