De Russen en hun datsja

Nederlands > Context > Sociaal > De Russen en hun datsja

Een datsja is een zomerhuis op de Russische buiten. De Russische gewoonte om er een buitenhuis op na te houden ontstond in de eerste jaren na de bouw van Sint Petersburg. Tsaar Peter de Grote (1672-1725) gaf stukken land buiten de stad weg aan hoge staatsfunctionarissen om daar een villa op te kunnen bouwen. Het woord «datsja» komt van дать [dat] of geven. Zo bond hij zijn mensen aan zich en kon hij tegelijkertijd zijn nieuwe stad uitbreiden.

In de loop van de 18de eeuw kregen de aristocraten op hun datsjas steeds vaker buren uit de hogere burgerij en weer later uit de middenklasse. Pas aan het einde van de negentiende eeuw werd de datsja gemeengoed.

Tot ver in de twintigste eeuw was de datsja een begeerd, maar ook een ongemakkelijk bezit. Het leven op de datsja werd door de autoriteiten geassocieerd met nietsdoen en het werd beschouwd als een onproductief gebruik van land. Volgens de communistische ideologie behoorde vrije tijd in dienst te staan van de opbouw van de socialistische maatschappij en de persoonlijke ontwikkeling tot een goed staatsburger. Maar, zoals zo vaak, konden gezagsgetrouwe functionarissen, militairen en schrijvers vaak wel genieten van de geneugten. Het huis dat in De meester en Margarita model stond voor de kliniek van dokter Stravinski was oorspronkelijk de luxueuze datsja van de rijke zakenman en weldoener Sergej Pavolvitsj Patrikejev (1867-1914)

In de jaren zestig en zeventig ontstonden de collectieve datsja-complexen, met collectieve voorzieningen. Door dat toverwoord in de benaming kregen de inspecteurs van de staat en de partij een excuus om de bouw van een datsja oogluikend toe te staan. Het ging immers om een collectieve organisatie, daar kon ideologisch niets op tegen zijn.

Eind jaren tachtig, begin jaren negentig hebben veel werknemers een stukje grond in bruikleen gekregen van de organisatie waar zij bij werkten. Dat was een bewuste politieke beslissing: om de voedselschaarste in de grote steden het hoofd te bieden moesten de burgers zelf hun voedsel gaan verbouwen. Op stukjes grond van 600 vierkante meter (later uitgebreid naar 1200) werden op grote schaal aardappelen verbouwd, en andere groenten waar een wintervoorraad van aangelegd kon worden. Op de lapjes grond verschenen al snel kleine houten huisjes.

Het bezit van een datsja vergde veel vindingrijkheid en improvisatiekunde. Een datsja kon van buiten volkomen standaard zijn, maar van binnen een waar paleisje. Het kon ook een bouwvallig schuurtje zijn, soms gemaakt van oude deuren. Bouwmateriaal was altijd schaars en het was vaak een hele toer om dat op de plaats van bestemming te krijgen. Daar waren heel wat goede contacten voor nodig.

Begin jaren negentig werd het bezit van grond geliberaliseerd en nam het datsjabezit een grote vlucht. Door de ontvolking van het platteland kwamen er toen bovendien voor de gewone Rus veel boerenhuisjes beschikbaar. Zolang er maar een trein heen ging, kwam ieder huisje in aanmerking om als datsja gebruikt te worden.

Bij de privatisering kwamen miljoenen datsjas die tot dan toe eigendom waren geweest van grote ministeries, partijorganen en vakbonden in handen van de werknemers. Veel voormalige staatsdatsjas werden gekocht door een geheel nieuwe laag van de bevolking, de nieuwe rijken.

Dit gebeurde bijvoorbeeld in het datsjadorp Peredelkino, een plaats op 25 km in het zuidwesten van Moskou, waar in de sovjettijd de schrijvers hun buitenhuis van de Schrijversbond in bruikleen kregen, en dat in De meester en Margarita door Boelgakov geparodieerd wordt als Perelygino. In 1958 werd het wereldberoemd toen Boris Pasternak de Nobelprijs voor literatuur kreeg. Hij had daar zijn datsja en heeft er zijn boek Dokter Zjivago geschreven. Peredelkino is nu een prestigieuze plek voor een buitenhuis. Omdat de schrijvers geen geld hebben om “hun” huis te kopen, nemen de nieuwe rijken er bezit van de oude houten datsja's, breken ze af en zetten er grote stenen paleizen voor in de plaats.

Boelgakov situeert zijn Perelygino aan de Kljazma, dat is een rivier die niet ver van Moskou ontspringt en in oostelijke richting stroomt. Het echte Peredelkino ligt echter in zuidwestelijke richting.

Nu kan bijna iedere Rus over een datsja beschikken. Eenderde van alle Russen heeft de afgelopen zomervakantie op het eigen lapje grond doorgebracht. Als in de maand mei het datsjaseizoen van start gaat, daalt opeens het internetgebruik in Rusland. Russen houden van hun datsja.

In de veel bekroonde film Утомлённые солнцем [Oetomlionnye Solntsem] van Nikita Sergejevitsj Michalkov (°1945) uit 1994, beter bekend onder de Franse titel Soleil Trompeur zien we kolonel Kotov (regisseur Nikita Michalkov zelf) met zijn gezin - zijn vrouw Maroussia, zijn dochtertje Nadia en nog wat oma’s, opa’s, ooms en tantes) in hun datsja in 1936. Ze krijgen het bezoek van Dimitri, een oude vriend die ooit verliefd was op Maroussia, maar die nu ook lid is van de geheime politie. Kotov zal op het einde van de film met Dimitri meegaan, wetend dat hij nooit zal terugkomen. Met Nikita Mikhalkov als Kotov, Ingeborga Dapkunaite als Maroussia, Nadia Mikhalkov, het dochtertje van de regisseur als zichzelf, en Oleg Menchikov (°1960) als Dimitri.

De film werd bekroond met de Grote Juryprijs in Cannes (1994) en won de Oscar voor Beste Buitenlandse Film (1995). U kan hiernaast klikken om een fragment te zien.



Deze pagina delen |