1. Spreek nooit met onbekenden

Nederlands > De roman > Aantekeningen per hoofdstuk > Hoofdstuk 1

Citaat

«Maar goed, wie zijt ge dan?
Deel van die kracht en sterkt'
die steeds het kwade wil
en steeds ten goede werkt.»

Het citaat komt uit een scène getiteld De studeerkamer van Faust in het eerste deel van het drama Faust van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1842). De vraag wordt gesteld door Faust, het antwoord komt van de duivel Mephistopheles.


Spreek nooit met onbekenden

Deze titel is een ironische verwijzing naar de houding van veel Moskovieten in een periode waarin werkelijk een spionage-obsessie heerste. In zijn toespraak tot een gezamenlijke vergadering van het Centraal Comité en de Centrale Controle Commissie van de Communistische Partij op 11 januari 1933, had Secretaris-generaal Jozef Vissarionovitsj Stalin (1878-1953) gewaarschuwd dat «de vorigen» (de aanhangers van het vorige bewind) over het hele land verspreid zaten en dat ze er op uit waren om «onheil en schade» aan te richten. Het was gevaarlijk om met hen te praten, en zij die het aandurfden zouden worden vervolgd door de geheime politie van de Sovjets op verdenking van spionage. Buitenlanders behoorden tot «het ras van de onbekenden en de vreemdelingen», en je kon niet met hen praten.

Vreemdelingen die de Sovjetunie bezochten werden nauwlettend in het oog gehouden door de geheime dienst НКВД [NKVD], de Народный комиссариат внутренних дел [Narodnij Komissariat Vnoetrennich Del] of het Volkscommissariaat voor Interne Zaken, dat overal verklikkers en infiltranten aan het werk had. Later, tijdens de Koude Oorlog tussen de Sovjetunie en het Westen, werd deze dienst berucht als de КГБ [KGB], het Комитет государственной безопасности [Komitet gosoedarstvennoj bezopasnosti] of Comité voor staatsveiligheid. Tegenwoordig heet de dienst ФСБ [FSB], de Федеральная служба безопасности Российской Федерации [Federalnaja sloezjba bezopasnosti Rossijskoj Federatsii] of Federale veiligheidsdienst van de Russische federatie.

In De meester en Margarita noemt Boelgakov de NKVD nooit bij naam. De dienst is echter alom tegenwoordig in de roman, maar wordt aangeduid met het onpersoonlijke «men» of «ze», of betiteld als «een zekere organisatie».

Klik hier om meer te lezen over Russen en vreemdelingen


De Patriarchvijver

De vijver is gesitueerd in een park nabij Boelgakovs vroegere woning aan Bolsjaja Sadovaja ulitsa of Grote Tuinstraat in Moskou. In het Russisch heet deze plaats Патриаршие пруды [Patriarsjije Proedy] of de Patriarchvijvers - in het meervoud, omdat er vroeger op deze plaats drie vijvers waren.

Veel straten, pleinen en gebouwen kregen in de Sovjetperiode een nieuwe naam. In de tijd toen Boelgakov zijn roman schreef heette de Patriarchvijver eigenlijk de Пионерские пруды [Pionerskije Proedy] of Pioniersvijvers. Boelgakov gebruikt in De meester en Margarita echter consequent de prerevolutionaire namen, die vaak een christelijk orthodoxe oorsprong hadden.

Klik hier om meer te lezen over de Patriarchvijver


Grijs zomertenue en onberispelijk dophoedje

De eerste van de twee personen aan de Patriarchvijer ziet eruit als een echte functionaris. Met de beschrijving van «brilleglazen van metafysische afmetingen» geeft Boelgakov een indicatie van zijn waardering voor deze figuren.

Een dophoedje is klein bol hoedje voor dames. Waarom de vertaler dit woord gebruikt heeft is onduidelijk, want Boelgakov beschreef geen dophoedje. Boelgakov beschreef een приличную шляпу пирожком [prilitsjnoejoe sjliapoe pirozjkom]. Letterlijk zou je dat kunnen vertalen als een fatsoenlijke hoed als een pasteitje. Dat klinkt misschien niet echt «onberispelijk», maar шляпа пирожком [sjljapa pirozjkom] was de populaire naam die toendertijd aan een Федора [fedora] gegeven werd.

Een fedora of deukhoed is een vilten hoed, vaak gemaakt van Belgisch konijnenbont, met een brede rand en ingesprongen kroon, meestal in de lengte langs de kroon gevouwen en vooraan aan beide kanten dichtgeknepen.

De naam van de hoed komt van Fédora Romazov, een personage uit het toneelstuk Fédora van de Franse schrijver Victorien Sardou (1831-1908). Ze droeg zo'n deukhoed en het feit dat dit personage werd gespeeld in de eerste uitvoeringen van het stuk in 1889 door de wereldberoemde actrice Sarah Bernhardt (1844-1923) maakte deze hoed over de hele wereld populair. Eerst gedragen door vrouwen, werd de deukhoed later een populair mannenattribuut nadat Edward VIII (1894-1972), toen nog Prins van Wales, hem in 1924 begon te dragen. Bekende varianten werden later geproduceerd door de modehuizen Borsalino en Stilton.

Hoeden werden na de revolutie niet veel meer gedragen, tenzij dan door intellectuelen van de oude stempel. Ze begonnen in de jaren '30 in de Sovjetunie echter weer ingang te vinden, vooral bij de nieuwe elite.

Georgi Andrejevski (°1940), die jarenlang voor de procureur-generaal van de USSR werkte, publiceerde een reeks boeken met de titel Het dagelijkse leven in Moskou tijdens het Stalin-tijdperk. Hij citeerde een Franse journalist waarvan hij de naam in het Cyrillisch als Морис Родэ-Сэн [Maurice Rodin-Saint] spelde, maar waarover ik verder geen informatie heb gevonden. Deze journalist zou in 1934 in het emigrantentijdschrift Иллюстрированная Россия [Illjoestrirovannaja Rossija] of Geïllustreerd Rusland het volgende hebben geschreven: «Het is schokkend om te zien hoe de mensen in Moskou gekleed zijn. Schoenen zijn een zeldzaamheid. Sommige passanten verschillen echter sterk van de massa. Zij zijn beter gekleed en dragen allemaal, zonder uitzondering, een tas. Het zijn de officiëlen, de heersers van de Sovjetmaatschappij. Schoenen, tassen en hoeden, daaraan herken je deze Sovjet kaste».

Overigens was Boelgakov zelf in gezelschap steeds zeer fatsoenlijk gekleed. Hij droeg niet alleen vaak een deukhoed, maar ook een knijpbril.


Ruitjespet, houthakkershemd en zwarte gymnastiekschoenen

De tweede figuur beantwoordt aan het stereotype van de proletarische dichter die er veel minder bourgeois uitzag. De Nederlandse vertaler beschrijft een houthakkershemd, maar Boelgakov schrijft dat de dichter в ковбойке [v kovbojke] was, en dat betekent in een geruit hemd of, anders gezegd, in een cowboyhemd, want ковбойкa [kovbojka] of ruitjeshemd is afgeleid van ковбой [kovboj], de Russische transliteratie van cowboy.


Michail Aleksandrovitsj Berlioz

Deze absoluut on-Russische naam van de voorzitter van Massolit refereert naar de Franse componist Louis Hector Berlioz (1803-1869) die de opera La damnation de Faust heeft geschreven. In deze opera spelen vier personages: Faust (tenor), de duivel Méphistophélès (bariton), Marguerite (mezzosopraan) en Brander (bas).

Hector Berlioz schreef ook de bekende Symphonie Fantastique (1830), één van de beroemdste voorbeelden van programmamuziek. In de vierde beweging van deze symfonie, de Marche au supplice of de Gang naar het schavot - droomt het hoofpersonnage zijn eigen onthoofding, en in het vijfde deel - Songe d'une nuit du sabbat of Droom van een heksensabbat - ziet hij zich, volgens een programmaboekje uit 1855, op een heksensabbat, «te midden van vreeselijke fratzen, heksen, gedrochten van allen aard, die zich tot de lijkstatie vereenigd hebben in helsche orgiën». Beide thema's zullen later in de roman belangrijk blijken.

Voor de trivia: de componist Hector Berlioz heeft, net als Michail Boelgakov, geneeskunde gestudeerd vóór hij zich aan de kunst wijdde

Klik hier voor een uitgebreide beschrijving van Michail Aleksandrovitsj Berlioz


Massolit

Massolit is een verzonnen maar erg geloofwaardige samentrekking, het is een parodie op de vele dergelijke afkortingen die in het postrevolutionaire Rusland werden geïntroduceerd. Verder in het boek volgen er nog andere van die samentrekkingen zoals het Dramlithuis (het huis voor Dramaturgen en Literatoren) en findirecteur (financieel directeur).

In de tijd van Boelgakov moesten schrijvers lid zijn van officiële literaire bonden wanneer ze hun werk gepubliceerd wilden zien. Voorbeelden van zulke literaire bonden waren de Российская Ассоциация Пролетарских Писателей (РАПП) [Rossijskaja Assotsiatsija Proletarskich Pisatelej (RAPP)] of de Russische vereniging van proletarische schrijvers en de zogenaamde Московская Ассоциация Пролетарских Писателей (MAПП) [Moskovskaja Assotsiatsija Proletarskich Pisatelej (MAPP)] of Vereniging van proletarische schrijvers van Moskou. De namen van deze verenigingen zijn echt: In de Sovjetunie werden bijzonder veel afgrijselijke afkortingen gebruikt.

Boelgakov baseerde het fictieve Massolit op de RAPP en de MAPP. In de roman wordt geen verklaring voor de afkorting gegeven. Maar het zou Мастера Социалистической литературы [Mastera Sotsialistitsjeskoj literatoery] of Meesters voor Socialistische Literatuur kunnen betekenen, als referentie naar de Мастера Коммунистической Драмы (Масткомдрам) [Mastera Kommoenistitsjeskoj Dramy (Mastkomdram)] of Meesters voor Communistisch Drama, een vereniging die wél echt bestond in de tijd van Boelgakov. Mastkomdram werd op 29 november 1920 opgericht als een initiatief van de TEO, de Theaterafdeling van het Commissariaat voor Onderwijs en Verlichting, en werd geleid door theaterregisseur en acteur Vsevolod Emiljevitsj Meyerhold (1874-1940).

Volgens de Russische Boelgakovexpert Boris Vadimovitsj Sokolov (°1957), auteur van de Boelgakovencyclopedie, zou de naam Массолит [Massolit] een afkorting kunnen zijn van Масонские литературы [Masonskije literatoeri] of Maçonnieke schrijvers. Sokolov argumenteert zijn stelling door te verwijzen naar een artikel van Afanasi Ivanovitsj Boelgakov (1859-1907), theoloog en kerkhistoricus, en de vader van Michail Afanasievitsj. In 1903 had die een artikel had geschreven over De moderne vrijmetselarij in haar relatie met de kerk en de staat, dat gepubliceerd werd in de Akten van de Theologische Academie van Kyiv. Boelgakov senior schreef daarin dat de vrijmetselaars een nieuw geloof wilden invoeren. Een vals geloof, volgens hem, want hun enige betrachting zou het verhogen van de persoonlijke welvaart van de leden geweest zijn. Het lijkt mij echter wat ver gezocht dat de naam Massolit zou verwijzen naar de vrijmetselarij. In dat geval zou Boelgakov immers Масолит [Masolit] geschreven hebben, met slechts één «s», quod non.

Boelgakov had wel interesse voor de symbolen van de vrijmetselarij, en verwijst er op andere plaatsen in de roman wel degelijk naar.

Klik hier om méér te lezen over de vrijmetselarij in De meester en Margarita


In de allereerste versies van De meester en Margarita konden we nog andere namen vinden voor de schrijversvereniging Massolit. In het schrift dat Boelgakov in 1928-1929 gebruikte om aantekeningen te maken voor Копыто инженера [Kopyto inzjenera] of De hoef van de ingenieur gebruikte hij onder meer de benaming Вседрупис [Vsedroepis], een samentrekking van Всемирное дружество писателей [Vsemirnoje droezjestvo pisatelej] of Wereldgenootschap voor Schrijvers, en later ook Всемиопис [Vsemiopis], een afkorting van Всемирное объединение писателей [Vsemirnoje obedinenije pisatelej] of Wereldvereniging voor Schrijvers.


Ivan Nikolajevitsj Ponyrjov

Бездомный [Bezdomny], de schuilnaam van de dichter Ivan Nikolajevitsj Ponyryov, betekent de Dakloze in het Russisch.

In een eerdere versie van de roman heette de dichter Безродный [Bezrodny], wat de Eenzame betekent. Veel van de zogenaamde proletarische schrijvers gebruikten dergelijke schuilnamen. De meest bekende is wellicht Aleksej Maksimovitsj Pesjkov (1868-1936) die zichzelf Maksim Gorki noemde. Горький [Gorki] betekent de Bittere. Andere voorbeelden zijn Голодны [Golodni], de Hongerige, Беспощадный [Besposjtsjadni], de Meedogenloze, of Приблудный [Pribloedni], de Verdwaalde.

De schuilnaam Bezdomny doet denken aan de naam van Demjan Bedni (1883-1945). Бедный [Bedni], de Arme, heet in het echt Efim Alexandrovitsj Pridvorov. Pridvorov schreef antireligieuze werken in de jaren '20, zoals bijvoorbeeld Het Nieuwe Testament zonder Tekortkomingen van de Evangelist Demjan. In 1925 maakte Boelgakov hierover een notitie in zijn dagboeken die later in de KGB-archieven werden teruggevonden: «Hij stelt Jezus Christus voor als een bedrieger en een oplichter... voor zo'n misdaad bestaan geen woorden». Het zou wel eens kunnen dat Boelgakov de idee kreeg om De meester en Margarita te schrijven na het lezen van Bedni's werk.

Maar Bezdomny lijkt ook sterk op Aleksandr Ilitsj Bezymenski (1898-1973). Безыменский [Bezymenski] betekent de Naamloze. Hij was een proletarisch dichter die een toneelstuk had geschreven dat ten dele De Dagen van de Toerbins van Boelgakov zelf parodieerde.

Klik hier voor een uitgebreide beschrijving Ivan Nikolajevitsj Ponyrjov


Spuitwater en bier

- Geeft u mij een spuitwater, zei Berlioz
- Hebben we niet, antwoordde de vrouw om duistere redenen gepikeerd.
- Heeft u bier? informeerde Bezdomny schor.
- Vanavond pas, antwoordde de vrouw.
- Wat heeft u dan wel? vroeg Berlioz.
- Abrikozensap, maar niet gekoeld, zei de gedienstige.
- Nou goed, geef op, snel!...

Boelgakov hoefde echt niet te overdrijven om dit gesprek op een parodie te laten lijken, want dergelijke dialogen konden werkelijk dagelijks gehoord worden in de voormalige Sovjetunie. Zowel de situatie van het tekort aan goederen als de beschrijving van het gedrag van de protagonisten waren dagelijkse kost. Alleen in een берёзка [berjozka] of valutawinkel was er overvloed.

Klik hier om meer te lezen over de berjozkas

In de originele Russische tekst schreef Boelgakov niet gewoon over spuitwater. Hij gebruikte het woord нарзан [narzan]. Sinds 1894 wordt het Narzan mineraalwater gebotteld in Kislovodsk, een stad in de regio Stavropol in de noordelijke Kaukasus. Boelgakov schreef narzan, zonder hoofdletter, want het water was zo populair dat de merknaam een soortnaam werd.


Kislovodsk

Letterlijk betekent Kislovodsk zure waters. Het was een populair kuuroord in de noordelijke Kaukasus, bekend om zijn minerale bronnen. Het Narzan mineraal water wordt hier gebotteld. Voor Russen met connecties was «het Zuiden», met de Kaukasus, de Krim en Sotsji aan de Zwarte Zee, het meest prestigieuze vakantieoord.

Na de oprichting van de Союз советских писателей [Sojoez sovjetskich pisatelej] of Bond van Sovjetschrijvers in 1932 konden schrijvers in de Sovjetunie een путёвка [poetjovka] voor Kislovodsk krijgen. Een poetjovka is een soort verwijskaart die de Sovjetburgers nodig hadden om naar een sanatorium te kunnen gaan. Een verblijf in een sanatorium was - en is in veel gevallen nog steeds - een combinatie van een vakantie aan zee met een door dokters vastgelegde процедура [protsedoera] of procedure. Dat is een min of meer coherent programma van kuren, bewegingsoefeningen en diverse gezondheidsbehandelingen.


… daaruit wond zich een doorzichtig heerschap

In de periode dat Boelgakov De meester en Margarita schreef, kreeg hij haast niets meer gepubliceerd. Wellicht daardoor hernam hij hier en daar thema’s of situaties die hij reeds eerder beschreven had, maar die geen of slechts een beperkt publiek hadden bereikt. Het doorzichtig heerschap dat hier voor Berlioz verschijnt, lijkt op een thema dat reeds voorkwam in het feuilleton Столица в блокноте [Stolitsa v bloknotje] of De hoofdstad op een blocnote, gepubliceerd in het blad Nakanune in december 1922 en februari 1923: «…achter de rug van de jongeman kwam zonder signaal van zijn kant (bolsjewistische trucs!) vanuit de lucht een politieagent».


Een groot opgezet dichtwerk met antigodsdienstige strekking

Antireligieuze demonstraties van allerlei soort waren een wijdverbreid fenomeen in de Sovjetunie van die tijd, zoals de beeldenstormende poëzie van Demjan Bedni (1883-1945), pseudoniem van Efim Aleksandrovitsj Pridvorov. In zijn dagboek uit Boelgakov zijn verontwaardiging hiervoor en hij noemt dit fenomeen een godslastering. Het is niet uitgesloten dat zijn eerste schetsen voor de roman ontstaan zijn als een reactie op deze ruwe propaganda.

Berlioz bestelde een gedicht bij gelegenheid van het feest van Pasen met het oog op propagandavoering. Dat was niet uitzonderlijk. In de Sovjetunie werden aan de vooravond van grote feestdagen vaak atheïstische literaire werken geschreven.

Lees meer over het atheïsme in de Sovjetunie door hier te klikken.


Je reinste mythe

De uitspraak dat Jezus als persoon een mythe is komt uit de theorie van Bruno Bauer (1809-1882), een Duits theoloog, filosoof en historicus en leerling van Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) die hem ooit nog een academische prijs gaf omdat hij in een filosofisch essay kritiek had gegeven op Immanuel Kant (1724-1804).

Kant had zich ondermeer ingespannen om het bewijs te leveren dat God bestaat. Maar Bauer voerde ook hevige polemieken met anderen die, zoals hijzelf, stelden dat de historische Jezus niet bestaan heeft, zoals David Strauss (1808-1874).


Philo van Alexandrië

Philo van Alexandrië (20 BC-54) was een Grieks filosoof van Joodse afkomst, een bijbel exegeet en een theoloog. Hij beïnvloedde zowel de Neo-Platonisten als de vroege Christelijke denkers.


Josefus Flavius

Josefus Flavius (57-100) was een Joods generaal en historicus, geboren in Jeruzalem, hij is de schrijver van De Joodse Oorlog en Geschiedenis van de Joden. Eigenlijk vergist Berlioz zich hier wanneer hij zegt dat de «schitterende erudiet» Flavius nooit een woord heeft gezegd over het bestaan van Jezus, want Christus wordt wel degelijk vermeld in dit laatste werk.


Tacitus' Annales

Annales is een werk over de geschiedenis van het Romeinse Rijk, geschreven door de Romeinse historicus Cornelius Tacitus (55-120) dat de jaren 14 tot 66 behandelt. Hij schreef ook het boek Geschiedenis, en dat ging over de jaren 69-70. Van de Annalen zijn de jaren 14-37 [de regeerperiode van keizer Tiberius] en 47-66 [Claudius en Nero] bewaard gebleven, maar met lacunes. Op één van de pagina's refereert Tacitus naar Jezus Christus, zijn terechtstelling door Pontius Pilatus en het bestaan van de eerste Christenen in Rome.

Moderne geschiedkundigen geloven niet dat de passage waarnaar Berlioz verwijst «een zeer late inlas» is. Nochtans, in The Prospect of a Christian Interpolation in Tacitus, Annals 15.44, een artikel dat gepubliceerd werd in 2014, gebruikte de Amerikaanse atheistïsche activist en blogger Richard Cevantis Carrier (° 1969), een belangrijke verdediger van de Jezusmythe, haast dezelfde woorden door te zeggen dat de executie van Christus door procurator Pontius Pilatus tijdens het bewind van Tiberius «een christelijke inlassing» is.

Klik hier om Geschiedenis te downloaden van het Project Gutenberg

Vervolg Aantekeningen hoofdstuk 1



Deze pagina delen |