Klassieke muziek in de Sovjet-Unie

Nederlands > Context > Muziek > Klassieke muziek

In de eerste jaren van de Sovjet-Unie, in de roes van de revolutie en onder invloed van de proletkoelt van Aleksandr Aleksandrovitsj Bogdanov (1873-1928), de schoonbroer van Volkscommissaris Anatoli Vasiljevitsj Loenatsjarski (1875-1933), kende de klassieke muziek aanvankelijk een golf van experimenten, zoals bijvoorbeeld orkesten die speelden zonder dirigent. Onder Jozef Stalin (1878-1953) werden  de innovaties op het vlak van inhoud en vorm echter weer drastisch teruggeschroefd, en gold het classicisme als norm.


De Unie van Sovjet Componisten

De Союз композиторов СССР [Sojoez kompositorov SSSR] of de Unie van Sovjet Componisten moest daarbij als regulator optreden. De Unie werd opgericht in uitvoering van de resolutie van de Communistische Partij over de Herstructurering van literaire en artistieke organisaties van 23 april 1932.

De Unie werd een machtige organisatie die volledige zeggenschap kreeg over uitvoeringen van muziekwerken, artistieke organisaties, orkesten, ensembles, auteursrechten, concertzalen, muziekuitgevers, theaters, radio en televisie, cultuurinstellingen, conservatoria en andere instellingen, en muziekwinkels. De Unie controleerde alle met muziek verwante beroepen en onderhandelde over de relatie tussen de componisten en de Partij.


Sergej Prokofjev

Eén van de vermaarde componisten in de Stalinperiode was ongetwijfeld Sergej Sergejevitsj Prokofjev (1891-1953). Hij is vooral bekend door het muzikale sprookje Peter en de wolf, dat ook nu nog bij kinderen in de hele wereld populair is.


Sjostakovitsj en Chatsjatoerjan

Andere invloedrijke componisten waren Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj (1906-1975) en Aram Dimitrjevitsj Chatsjatoerjan (1903-1978). Hun werken werden vaak verboden omwille van hun zogenaamd formalisme, wat inhield dat zij componeerden om de vorm en niet ten dienste van het communistische ideaal. Daarom zagen ze zich verplicht om bijvoorbeeld filmmuziek te componeren, of om zich toe te leggen op het schrijven van melodietjes voor массовые песни [massovje pesni] of massaliedjes op teksten van officieel goedgekeurde Sovjet dichters. Zo schreef Sjostakovitsj mee aan de soundtrack van de beroemde film Pantserkruiser Potemkin van regisseur Sergej Michajlovitsj Eisenstein (1898-1948) uit 1925. Zijn massaliedje Песня о встречном [Pesni o vstretsjnom] of Liedje over de tegenstroom was de titelsong van Встречный [Vstretsjni] of Tegenstroom, een film uit 1932 van de regisseurs Fridrich Markovitsj Ermler (1898-1967) en Sergej Jossifovitsj Joettkjevitsj (1904-1985). Dat liedje werd wereldberoemd toen het vanaf 1935 onder de titel Allons au devant de la vie werd gezongen als strijdlied in de jeugdherbergen en de tentenkampen van het Franse Front Populaire, de socialistische beweging in Frankrijk die in 1936 de verkiezingen won, en vlak vóór en vlak na Wereldoorlog II de Franse regering vormde.

De relatie tussen creatieve intelligentia, de partijbureaucratie en de elite van de Communistische Partij was complex, veranderlijk en vaak ook onvoorspelbaar, en remde in hoge mate de artistieke expressie in die tijd. De opera Lady Macbeth uit het district Mtsensk van Dmitri Sjostakovitsj, bijvoorbeeld, kende zijn première in het Maly Theater in Leningrad op 22 januari 1934. Twee jaar lang werd de opera met groot succes opgevoerd in de Sovjet-Unie. In 1936 kwam daar abrupt een eind aan toen een anoniem krantenartikel in de Pravda het werk verpletterend bekritiseerde. Het artikel was getiteld Chaos in plaats van muziek en wordt zelfs door sommigen toegeschreven aan Jozef Stalin. De toenmalige leiding van de Sovjet-Unie en de Unie van Sovjet Componisten veroordeelden vanaf dan het werk als te modern en decadent.


Na Boelgakov

Enkele jaren na het overlijden van Boelgakov, in 1946, vaardigde Andrej Aleksandrovitsj Zjdanov (1896-1948), een vooraanstaand lid van het Politbureau, de Zjdanovdoctrine uit. De doctrine hield in dat de wereld was verdeeld in twee kampen: een imperialistisch deel geleid door de Verenigde Staten van Amerika en een democratisch deel geleid door de Sovjet-Unie. Elk land moest een kant kiezen, neutraliteit in de doctrine was onmogelijk. De Zjdanov doctrine veranderde snel in een cultureel beleid dat inhield dat artiesten, kunstenaars, muzikanten en schrijvers volgens de denkbeelden van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie moesten werken.

In 1948 schreef Zjdanov een tweede resolutie die specifiek gericht was tegen componisten. De Unie van Sovjet Componisten organiseerde een speciaal congres waarbij veel componisten beschuldigd werden van modernisme en bourgeois decadentie, en waarbij ze aangemaand werden om publiekelijk berouw te tonen. Onder meer Chatsjatoerjan voelde zich verplicht om zich in het tijdschrift Sovjetskaja Moezika te verontschuldigen, waardoor erger werd voorkomen. Toch moeten deze aantijgingen hem diep geraakt hebben: na de dood van Stalin trok hij openlijk van leer tegen de bureaucratische bevoogding die volgens hem het artistieke creatieve proces tot het niveau van ambtelijke besluitvorming degradeerde.


Alfred Schnitke

Hoewel de autoriteiten na de dood van Stalin minder streng waren, werden als avant-gardistisch of westers geboekstaafde werken toch met de nodige argwaan bekeken. Een componist als Alfred Garrievitsj Schnittke (1934-1998), bijvoorbeeld, zag veel van zijn werken verboden worden en mocht niet meer naar het buitenland. Om aan de kost te komen schreef hij meer dan 70 soundtracks voor films. In 1990, na de val van de Sovjet-Unie vestigde hij zich in Hamburg. Eén van zijn laatste realisaties vóór zijn dood was de soundtrack voor de film Master i Margarita van Joeri Kara in 1994.

Klik hier om meer over Alfred Schnittke te lezen


Audio

   Sergej Prokofjev - Peter en de wolf



Deze pagina delen |