Jehoeda van Karioth

Nederlands > De personages > Bijbelse personages > Jehoeda van Karioth

Context

In hoofdstuk 2 van De meester en Margarita, bij de eerste voorleiding van Jesjoea vraagt Pilatus hem of hij Jehoeda uit Karioth kent. En inderdaad, twee dagen eerder had hij deze jongeman ontmoet, die hem bij hem thuis in de Benedenstad uitgenodigd had. «Een goed mens, een heel goed en weetgierig man», zegt hij over hem. Jehoeda legde grote belangstelling aan de dag voor Jesjoea's denkbeelden en ontving hem bijzonder gastvrij. «En hij ontstak de lampen...» zegt Pilatus. Jesjoea is een tikje verwonderd over de welingelichtheid van de procurator. «Inderdaad», vervolgt hij, «en hij verzocht me voor hem mijn denkbeelden te ontvouwen aangaande de staatsmacht. Die kwestie interesseerde hem enorm». En nadat Jesjoea zijn visie uiteengezet had, kwamen er mensen binnenstormen die hem in de boeien sloegen en gevangen zetten.

Jehoeda duikt pas weer terug op in hoofdstuk 25, wanneer de procurator er met Afranius over praat. Het zou om een knappe jongeman gaan die dertig tetradrachmen zou hebben gekregen voor zijn verraad, en hij zou in een wisselkantoor van een familielid werken. Pilatus vertrouwt Afranius toe dat hij weet heeft van plannen om Jehoeda te vermoorden.

Even later loopt Jehoeda door de Benedenstad, duidelijk uitgedost voor het grote feest. Hij gaat het paleis van Kajafas binnen om het weer iets later te verlaten. Dan komt hij Niza tegen, wat hem erg opwindt. Zij lokt hem naar de olijfhof maar dat zal hem zwaar bezuren, want hij wordt van zijn dertig tetradrachmen beroofd en neergestoken. De ganse tuin van Gethsemane «galmde van nachtegalenzang».


Prototype

De naam Иуда [Joeda] die Michail Boelgakov gebruikt, is de Russische transliteratie van het Aramese יהודה [Jehoeda]. Het Aramees was de lingua franca in het Midden-Oosten bij het begin van onze jaartelling, en daarom verkoos Boelgakov om veel van de namen in het bijbelse verhaal van De meester en Margarita in het Aramees weer te geven. Jeruzalem werd dus Jersjalajim, Jezus werd Jesjoea, Judas werd Jehoeda, enz. Jammer genoeg hebben niet alle vertalers dit overgenomen, of deden ze dat slechts gedeeltelijk, zodat in sommige vertalingen de Aramese, Latijnse, Griekse en Hebreeuwse namen door elkaar worden gebruikt.

De canonieke evangeliën gebruiken de naam Judas, dat is de Griekse versie van Jehoeda. De naam Iskariot, die in de evangeliën wordt gebruikt, betekent «afkomstig uit de plaats Karioth». Tot daar loopt alles dus gelijk.

Voor het overige vertoont de Jehoeda van Karioth van Michail Boelgakov echter wel wat verschillen met de Judas Iskariot die beschreven wordt in de canonieke evangeliën.

In de canonieke evangeliën is Judas Iskariot één van de twaalf apostelen. Hun namen worden genoemd in Mattheus 10:2, Marcus 3:16 en Lucas 6:13, en elk van hen vermeldt Judas pas als laatste in de reeks, telkens met de toevoeging «die Hem later verraden heeft». Judas Iskariot kent Jezus dus al langer dan twee dagen vóór zijn ondervraging door Pilatus. De apostelen trokken volgens de canonieke evangeliën immers drie jaar met Jezus van Nazareth op.

Boelgakov heeft van Jehoeda een spion gemaakt, door geld en ook wel door zijn liefde voor Niza gedreven. Niza kende Afranius, het hoofd van de geheime dienst van Pontius Pilatus, en heeft Jehoeda vermoedelijk verleid met de bedoeling om hem uit te leveren. Volgens de evangeliën moet Judas Iskariot echter tot de intimi van Jezus van Nazareth behoord hebben, want in Johannes 12:6 wordt gezegd dat hij de kas beheerde, al werd daar wel aan toegevoegd dat hij eruit stal.

Met zijn citaat over «het ontsteken van de lampen» wou Pilatus Jesjoea sarren omdat hij blijkbaar niet begrepen had dat Jehoeda daarmee het sein gaf aan de mannen die buiten stonden te wachten om tot de actie over te gaan. In de evangeliën komt Judas echter naar Jezus in de tuin van Gethsemane aan de Olijfberg, vergezeld van een grote schare, gewapend met zwaarden en stokken, om hem te verraden met een kus. Volgens de Handelingen van de Apostelen 1:12 zou later op diezelfde plaats overigens ook de Hemelvaart van Jezus plaatsvinden.

En we blijven in diezelfde tuin van Gethsemane, want daar laat Boelgakov dan weer de moord op Jehoeda plaatsvinden. In de evangeliën wordt Judas echter niet vermoord. Hij pleegt zelfmoord, «verteerd door wroeging en spijt». Maar alleen Mattheus 27:1-10 vermeldt dit feit, zonder er bij te vertellen waar dit gebeurde.


Het evangelie van Judas

Er bestaat ook een Evangelie van Judas. De vroege kerkvader Irenaeus van Lyon (140-202) verwees ernaar in zijn werk Tegen de Ketters. Er wordt aangenomen dat de oorspronkelijke Griekse tekst van het Evangelie van Judas voorgoed is verdwenen, maar een manuscript met een Koptische vertaling werd in 1978 ontdekt bij een vermoedelijk illegale opgraving in de buurt van de stad Minya in Egypte.

Het Evangelie van Judas toont een heel andere, meer ontspannen Jezus dan de canonieke evangeliën. Hij lacht erg vaak, en drijft hier en daar zelfs de spot met de immer niet-begrijpende apostelen. De inhoud van de dialogen vormt even simpel als explosief materiaal voor het kerkelijke erfgoed. «Jij zal hen allen overtreffen», stelt Christus tot Judas, «want jij zal de man opofferen die mij kleedt». Judas, zo impliceert deze tekst, volgde met zijn verraad enkel de bevelen op van zijn meester zodat Jezus, na de kruisiging, zou kunnen verrijzen. Zijn offer is daarom het allergrootste, niet alleen omdat er zonder zijn verraad geen verrijzenis en dus ook geen vergeving van de zonden zou zijn, maar ook omdat Judas' naam voor altijd besmeurd de geschiedenis in zou gaan.


Dertig tetradrachmen

In het evangelie volgens Mattheus krijgt Judas voor zijn verraad dertig zilverlingen, en gooide hij zijn bloedgeld nadien in de tempel. In Mattheus 27:3 lezen we: «Toen heeft Judas, dien Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw gehad, en heeft de dertig zilveren penningen aan den overpriesters en den ouderlingen wedergebracht».

Dertig zilverlingen was een relatief kleine som geld. Overigens kwam die idee niet van Mattheus zelf. Zowel het bedrag als het gebaar om het geld terug te geven heeft hij gehaald uit het Boek Zacharius van het Oude Testament, dat reeds omstreeks 520BC geschreven werd. Zacharias 11:12-13 - Want ik had tot henlieden gezegd: Indien het goed is in uw ogen, brengt mijn loon, en zo niet, laat het na. En zij hebben mijn loon gewogen, dertig zilverlingen. Doch de Heere zeide tot mij: Werp ze henen voor den pottenbakker: een heerlijken prijs, dien ik waard geacht ben geweest van hen! En ik nam die dertig zilverlingen, en wierp ze in het huis des Heeren, voor den pottenbakker.

In De meester en Margarita krijgt Jehoeda wel méér betaald. Boelgakov spreekt van dertig tetradrachmen. Een tetradrachme was een munt van de stadstaat Athene, het was een zilveren munt die vier drachmen waard was. Vanwege zijn grote waardevastheid noemt men de tetradrachme ook wel de dollar van de oudheid. Als betaalmiddel voor dagelijkse boodschapjes was de tetradrachme niet geschikt. Mensen betaalden die met oboloi. Er gingen 24 oboloi in één tetradrachme.

Boelgakov laat Jehoeda niet zelf het geld bij de hogepriester binnengooien in De meester en Margarita. Dat doen de moordenaars, maar het bloed op de buidel is van Jehoeda uit Karioth.



Deze pagina delen |