Het officiële atheïsme

Nederlands > Context > Historisch en politiek > Het officiële atheïsme

Officieel atheïsme

Vóór de revolutie waren kerk en staat nauw met elkaar verbonden in Rusland. Enerzijds was de Russische Orthodoxe godsdienst de officiële staatsgodsdienst maar anderzijds was de kerk ook onderworpen aan tal van restricties van overheidswege. Maar toch had de kerk veel macht en rijkdom, en ze was dus een dankbaar doelwit voor de bolsjevieken, uiteraard als symbool voor het oude regime maar ook als bron van inkomsten. Bovendien kwam de bolsjevistische ideologie voort uit de filosofische traditie van Marx en het 19de-eeuwse materialisme, dat religie beschouwde als «opium voor het volk». Nog een reden erbij dus voor de nieuwe staat om zich tegen religie te keren. De combinatie van deze factoren bleek erg gevaarlijk te zijn voor de kerk. De confiscatie van kerkelijke eigendommen leidde tot conflicten en zelfs tot de arrestatie van de Patriarch in 1922. Sommige eigendommen werden genaast onder het voorwendsel van hongerbestrijding, waardoor de kerk op onbegrip bij de bevolking zou stuiten mocht ze zich verzetten.

In 1929 werd een decreet uitgevaardigd dat voorschreef dat elke religieuze vereniging geregistreerd moest worden bij seculiere authoriteiten, zodat ze beter gecontroleerd konden worden. In hetzelfde jaar herzag de regering de grondwet om de «vrijheid van aanbidding» te waarborgen - in plaats van «vrijheid van godsdienst» - en om anti-religieuze propaganda toe te laten. Religieuze propaganda bleef ongrondwettelijk in de Sovjetunie. Veel kerkgebouwen werden ofwel vernield ofwel omgebouwd om gebruikt te worden als warenhuizen of stallen. Tot in de jaren '80 huisvestten de oude kerken in Moskou bijvoorbeeld nog filmstudio's en metaalwerkplaatsen. De grootste kerk van Moskou, de kathedraal van Christus Verlosser, werd gedynamiteerd in 1931 om plaats te maken voor het geplande Paleis van de Sovjets. Toen bleek dat het ambitieuze project niet kon worden gerealiseerd, werd een zwembad gebouwd op de plaats waar de put voor de fundering was gegraven. Na 1991 begonnen de Moskouse authoriteiten met de wederopbouw van de kathedraal.

Bezbozjnik en andere

Sommige officiële antireligieuze propaganda was subtieler, of tenminste meer literair. Er bestonden twee tijdschriften die zich aan dergelijke propaganda wijdden: Безбожнык [Bezbozjnik] of Goddeloos en Атеист [Ateist] of De Atheïst. Zij bevatten bijdragen van zowel literaire figuren als wetenschappers. Boelgakov heeft ze goed bestudeerd alvorens De Meester en Margarita te schrijven.

Безбожнык [Bezbozjnik] of Goddeloos werd opgericht en uitgegeven door Jemeljan Michailovitsj Jaroslavski (1878-1943), voorzitter van de Союз воинствующих безбожников [Sojoez voinstvoejoesjtsjich bezbozjnikov] of de Bond van Militante Goddelozen. Zijn Библия для верующих и неве-рующих [Biblija dlija veroejoesjtsjich i neveroejoesjtsjich] of Bijbel voor gelovigen en ongelovigen was een populair antigodsdienstig werk, het werd tientallen keren herdrukt sinds zijn eerste publicatie in het tijdschrift Ateist in 1922. U kan de volledige Russische tekst ervan downloaden op de website van Специальная литература (Spetsialnaja literatoera) of Speciale literatuur voor 1,25 USD.

Link naar de website van Speciale literaruur

Van Jaroslavski komt onder meer de slogan dat «de strijd voor het socialisme de strijd is tegen de religie».

Ook zeer bekend was de beeldenstormende poëzie van Demjan Bednyj (1883-1945), pseudoniem van Efim Aleksandrovitsj Pridvorov. In zijn dagboek uit Boelgakov zijn verontwaardiging voor deze figuur en hij noemt zijn poëzie een godslastering. Het is niet uitgesloten dat Bulgalkov's eerste schetsen voor de roman ontstaan zijn als een reactie op deze ruwe propaganda.



Deze pagina delen |