De showprocessen

Nederlands > Context > Historisch en politiek > De showprocessen

In de periode van 1936 tot 1938 werden, als onderdeel van de Grote Zuiveringspolitiek van Iosif Vissarionovitsj Stalin (1878-1953), drie grote showprocessen gevoerd in de Sovjet-Unie. Twintig jaar later, in 1956, zou de toenmalige partijleider Nikita Sergejevitsj Chroesjtsjov (1894-1971) toegeven dat die processen in scène waren gezet.

Velen van de beklaagden in deze showprocessen waren bolsjevieken van het eerste uur, vaak vertrouwelingen van Vladimir Iljitsj Oeljanov Lenin (1870-1924). Tussen het tweede en derde proces werd bovendien nog een proces ingelast tegen negen hooggeplaatste militairen.


Het proces van de zestien (1936)

Het eerste showproces, bekend geworden als het Proces van de zestien, vond plaats van 19 tot 24 augustus 1936 in de Oktoberzaal van het Huis der Bonden in Moskou.

De belangrijkste beschuldigden in dit eerste showproces waren Grigori Jevsejevitsj Zinovjev (1883-1936) en Lev Borisovitsj Kamenev (1883-1936), oude strijdmakkers van Lenin en partijleiders van het eerste uur, maar ook sympathisanten van Lev Davidovitsj Bronstein (1879-1940), beter bekend als Leon Trotski, in diens strijd met Stalin in de jaren twintig. De voornaamste aanklacht tegen hen was hun lidmaatschap van het zogenaamd Verenigd Trotskistisch-Zinovjistisch Centrum een volledig gefingeerde terroristische organisatie. Aanvankelijk weigerden Zinovjev en Kamenev te bekennen, maar Stalin gaf hen de verzekering dat ze niet geëxecuteerd zouden worden als ze dat wel zouden doen.

Het Proces van de zestien stond formeel onder leiding van NKVD-hoofd en Volkscommissaris van Binnenlandse Zaken Genrich Grigorjevitsj Jagoda (1891-1938), maar achter de schermen werd het geregisseerd door Nikolaj Ivanovitsj Jezjov (1895-1940), die Jagoda spoedig na het proces zou opvolgen.

Het publiek bestond vrijwel uitsluitend uit NKVD-agenten, aangevuld met enkele journalisten. De pers zorgde er voor, op instructie van Stalin, en deels ook met de hulp van Jefim Aleksejevitsj Pridvorov (1883-1945), beter bekend als de dichter Demjan Bedni, dat de volkswoede zich op de beschuldigden richtte. Uiteindelijk legden alle beklaagden een volledige bekentenis af. Ondanks de eerdere belofte van Stalin werden ze binnen de 24 uur na het proces geëxecuteerd in het NKVD-hoofdkwartier aan het Loebjankaplein.


Het proces van de zeventien (1937)

In januari 1937 volgde het tweede proces. Deze keer werden Georgi Leonidovitsj Pjatakov (1890-1937), Adjunct-volkscommissaris van zware industrie, Karl Berngardovitsj Radek (1885-1939), één van de mede-auteurs van de Sovjet grondwet, en Grigori Jakovlovitsj Sokolnikov (1888-1939), plaatsvervangend Volkscommissaris van de industrie, samen met veertien andere voormalige aanhangers van Leon Trotski berecht op beschuldiging van industriële sabotage en spionage.

Nikolaj Jezjov, de regisseur van het eerste showproces in 1936, was inmiddels hoofd van de NKVD geworden en was opnieuw samen met Stalin het brein achter het spektakel. Het scenario was evenwel niet steeds nauwkeurig uitgewerkt. Zo zou, bijvoorbeeld, Pjakatov volgens de akte van beschuldiging in 1935 naar Oslo zijn gevlogen om daar Trotski te ontmoeten, maar die vlucht bleek nooit te hebben plaatsgevonden, en het hotel Bristol, waar hun ontmoeting volgens de beschuldiging zou hebben plaatsgevonden, was reeds jaren eerder gesloopt.

Toch werden alle beklaagden schuldig bevonden. Dertien van hen kregen de doodstraf. Vier anderen, onder wie Karl Radek en Grigori Sokolnikov, werden tot dwangarbeid veroordeeld nadat ze belastende verklaringen hadden ondertekend tegen Nikolaj Ivanovitsj Boecharin (1888-1938), de hoofdredacteur van de krant Izvestia, tegen Michail Nikolajevitsj Toechatsjevski (1893-1937), de Vice-volkscommissaris van Defensie, en tegen Aleksej Ivanovitsj Rykov (1881-1938), de voormalige voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen, die kort nadien geslachtofferd zouden worden.

Zowel Radek als Sokolnikov stierven in 1939 in een werkkamp, volgens de aanvankelijke lezing telkens na een vechtpartij met een medegevangene, maar later, tijdens de politieke dooiperiode onder Chroesjtsjov, bleek dat beiden werden vermoord door de NKVD op direct bevel van Lavrenti Pavlovitsj Beria (1899-1953).


Het proces tegen de militairen

Na het tweede Moskouse showproces richtte Stalin zijn pijlen op een aantal hooggeplaatste militairen van de Sovjet-Unie, meer in het bijzonder op zijn rivaal uit de Burgeroorlog, maarschalk Michail Nikolajevitsj Toechatsjevski (1893-1937). Maar Toechatsjevski was niet alleen: bijna alle opperbevelhebbers van het Rode Leger werden gearresteerd.

De beschuldigingen waren gebaseerd op documenten die moesten aantonen dat Toechatsjevski een compromitterende correspondentie zou hebben gevoerd met het oppperbevel van de Nazi's. Nikolaj Jezjov hield persoonlijk toezicht op de verhoren, die vaak met folteringen gepaard gingen. De teruggevonden bekentenis van Toechatsjevski zat onder de bloedspatten.

Omdat het voor de meeste leden van het Politbureau moeilijk te geloven was dat al deze topmilitairen  schuldig waren aan de ten laste gelegde samenzweringen of spionage voor Duitsland, stelde Stalin voor hen te laten berechten door een tribunaal van andere vooraanstaande militairen. Het proces vond plaats op 11 juni 1937 en verliep buitengewoon snel: nog voor de lunch werden de vonnissen uitgesproken en nog dezelfde dag werden alle aangeklaagden geëxecuteerd.

De rechters zouden zelf het proces ook niet lang overleven. Van de negen militairen die de beklaagden hadden veroordeeld, werden er zes binnen een jaar na het proces zelf gearresteerd en geëxecuteerd. Uiteindelijk werden alle commandanten van militaire districten doodgeschoten.


Het proces van de eenentwintig (1938)

Het derde grote showproces tenslotte, de Zaak van het Anti-Sovjet Blok van Rechtsgezinden en Troskisten, vond plaats in maart 1938. Naast Nikolaj Boecharin en Aleksej Rykov, die tijdens het tweede showproces reeds waren beschuldigd door Karl Radek en Grigori Sokolnikov, stond deze keer ook Genrich Grigorjevitsj Jagoda (1891-1938) terecht. Hij was de voormalige Volkscommissaris van Binnenlandse Zaken die het eerste showproces formeel had geleid.

Voor dit nieuwe proces werd een enorm complex aan samenhangende beschuldigingen gefabriceerd, waaronder de moord op Sergej Mironovitsj Kirov (1886-1934) - die nota bene wellicht door Stalin zelf was beraamd -, de moord op schrijver Aleksej Maksimovitsj Pesjkov (1868-1936), beter bekende als Maksim Gorki, het beramen van moorden op Lenin en Stalin, en talrijke andere sabotage- en spionageactiviteiten en moordcomplotten.

De Duitse schrijver Lion Feuchtwanger (1884-1958), die het proces mocht bezoeken, schreef dat «als men een regisseur zou hebben opgedragen om dit proces in scène te zetten, deze waarschijnlijk jarenlange repetities nodig gehad zou hebben om zo’n samenspel van de beklaagden te bereiken».

Alle 21 beklaagden werden schuldig bevonden. Op drie na kregen ze allen de doodstraf, die direct na het proces werd voltrokken.

Het derde grote showproces, en vooral de terechtstelling van Genrich Jagoda, betekende meteen het begin van de neergang van «regisseur» Nikolaj Jezjov. Zijn ster had zijn hoogtepunt bereikt op 20 december 1937, toen in het Bolsjoj Theater het 20-jarige jubileum van de NKVD werd gevierd en Jezjovs beeltenis naast die van Stalin prijkte.

Maar na het derde showproces, in augustus 1938, kreeg Jezjov plots een gedeputeerde toegewezen in de persoon van Lavrenti Pavlovitsj Beria (1899-1953). Vanaf september moesten zelfs alle NKVD-resoluties door deze laatste mee ondertekend worden. Na hevige kritiek van Stalin en Molotov werd Jezjov in november 1938 «op eigen verzoek» ontslagen als Volkscommissaris van Interne Zaken.

Op 3 maart 1939 werd hij van de meeste van zijn publieke functies ontheven, al mocht hij nog wel Volkscommissaris van Watertransport blijven. Dit commissariaat werd echter opgeheven op 9 april 1939 en de dag nadien werd Jezjov gearresteerd. Op 3 februari 1940 volgde zijn proces in besloten kring, en één dag later werd hij geëxecuteerd.


Showprocessen in de Russische Federatie

De massale executies behoren wel tot het verleden, maar sinds het eerste aantreden van Vladimir Vladimirovitsj Poetin (°1952) als president van de Russische Federatie in 2000, kent het land opnieuw het verschijnsel van de schijnprocessen. U kan daar méér over lezen door de link hieronder te klikken.

Klik hier om méér te lezen over de schijnprocessen onder Poetin